logo emvmeting nu

De laatste jaren is er een toename van sterfte van honingbijenvolken, vooral tijdens de winter. Als mogelijke oorzaak worden elektromagnetische velden (EMV) van zendmasten genoemd. Om dit te onderzoeken, is in opdracht van het Nationaal Platform Stralingsrisico‟s (NPS), een bijenonderzoek uitgevoerd door Wageningen Universiteit. Het onderzoek werd gefinancierd door de Wageningen UR, Wetenschapswinkel en ZonMw, programma EMV en volksgezondheid.


Foto: onderzoeksopstelling Wetenschapswinkel WUR, bron: https://edepot.wur.nl/297416

Proefopzet
Afgeschermde en niet afgeschermde bijenkasten ter controle, werden opgesteld op 200 meter afstand van een zendmast voor mobiele telefonie. In iedere set kasten huisden 10 bijenvolken. Daarna werd een set kasten omgeven door een zogenaamde 'kooi van Faraday', bestaande uit 2 lagen metaal(gaas), de andere set (controlekasten) werd omgeven door 2 lagen plastic gaas (zonder reductie van EMV). De kasten waren ieder afzonderlijk met de buitenlucht verbonden.

Resultaten
In de actieve periode van de bijen werden metingen verricht, daarna bleven de kasten staan. Een significant resultaat was de verdubbeling van de uitval aan koninginnen, van 2 naar 4 in kasten blootgesteld aan EMV.

Vervolgonderzoek
De conclusies van het onderzoek zijn tegenstrijdig. Op een aantal onderzoeksvelden wordt geen verschil aangegeven tussen blootgestelde en niet blootgestelde bijen. Evenwel, in de winter bleken de EMV blootgestelde volken slechter te overleven dan de van EMV afgeschermde volken. Dit vraagt om aanvullend onderzoek.

Het onderzoek is er niet gekomen.

Persbericht opdrachtgever Nationaal Platform Stralingsrisico's n.a.v. onderzoek
Naar aanleiding van het rapport, heeft de opdrachtgever Het Nationaal Platform Stralingsrisico's op 21 maart 2014 een persbericht uitgegeven, waarin duidelijke kritiek naar voren kwam aangaande de conclusies van het rapport. Citaat:

"In de actieve periode van de bijen werden metingen verricht, daarna bleven de kasten staan. Na de winter bleken in de afgeschermde kasten 9 volken springlevend en in de controle kasten waren 7 van de tien volken dood. Een verschil in overwintering van 700%. Statistisch gezien ( 7 van de 10 dood t.o.v. 1 van de 10) geeft dit nog geen 100% zekerheid, maar is een teken aan de wand. Uit een aantal metingen, aan individuele bijen verricht, kwamen net niet significante verschillen naar voren tussen de controlegroep en de afgeschermde volken. Bij de selectieve conclusies van de onderzoekers die uit deze laatste metingen getrokken werden plaatst het NPS kritische kanttekeningen.

Privé persbericht van de onderzoekers
700% meer bijensterfte werd door de onderzoekers in het rapport als een neveneffect terzijde geschoven en in hun opgesteld privé persbericht van Plant Research International, in het geheel niet vermeld. In de aangevraagde proefopzet staat: ‘De proefopzet en proefgrootte is bedoeld om effecten op individuele bijen en op volk niveau te onderzoeken”. Het is dan ook zeer merkwaardig dat de onderzoekers, zonder overleg, een persbericht laten uitgaan waarin wordt vermeld dat er alleen naar de individuele bij is gekeken. 700% meer bijensterfte in de buurt van zendmasten blijft in het persbericht zelfs onvermeld.

Bij „goede research‟ wordt een onderzoek besproken in de begeleidingscommissie alvorens het naar buiten wordt gebracht, dat is hier niet gebeurd. De onderzoekers hebben, zonder overleg met de begeleidingscommissie en aanvragers, de conclusies aangepast en een privé persbericht naar buiten gebracht!

Tweede wetenschappelijke reactie Nationaal Platform Stralingsrisico's
Op 22 maart gaf H.J.H. Tuithof namens het platform, een nadere reactie, dat meer in detail inging op de onderzoeksopzet en rapportage. Citaat:

Conclusie van het NPS, Nationaal platform stralingsrisico’s:
Het rapport vertoont zoveel vooronderstellingen en mankementen dat de conclusies die getrokken worden in de samenvatting onjuist zijn. Alleen al de verschillende wetenschappelijke literatuur verwijzingen waar dit rapport gebruik van maakt, geven meer dan voldoende aanwijzingen dat EMV naar alle waarschijnlijkheid een significante negatieve invloed heeft op bijen.

Toelichting conclusie NPS
- In hoeverre kun je van een objectief onderzoek spreken wanneer de projectleider bij voorbaat de invloed en kwalificatie van EMV velden bepaald heeft. In de samenvatting worden de andere invloeden in volgorde vermeld en geordend zonder
dat daar in dit kader of daarbuiten onderzoek naar verricht is!
- In het definitieve rapport zijn zonder overleg formuleringen gewijzigd. In het concept rapport staat: “EMV is hiermee (nog) niet als een als een nadelige factor voor honing bijen uit te sluiten”. In het definitieve rapport staat “is niet waarschijnlijk”. Dat is toch iets anders? Waarom deze niet gecommuniceerde verandering?
- Het rapport vermeldt geen hypothese, dat wil zeggen een mogelijk theoretische verklaring voor de verdwijnziekte, die vervolgens getoetst gaat worden. Een hypothese wordt gebaseerd op waargenomen verschijnselen in het bijenvolk en de
mogelijke aangrijpingspunten in hun fysiologisch systeem of in het systeem op volk niveau. Aanknopen bij gepubliceerde wetenschappelijke literatuur is een voor de hand liggende stap. Dat is selectief plaats gebeurd. Zo werd o.a. het werk van Favre
niet genoemd.
- Bij de proefopstelling staan de kasten achter elkaar, in het verlengde van de straling bron. Ze staan dus in elkaars stralingsschaduw, vloeistoffen zoals bv honing en suikerwater absorberen in hoge mate straling! De bijenkasten op de kop van de rij
krijgen meer straling te verduren dan de achterliggende. Indien straling invloed heeft, zijn de uitkomsten mogelijk verzwakt!!!! Daarnaast zal het een grotere spreiding van uitkomsten geven in de belaste volkeren!!!
- In het rapport wordt verwezen naar “Sham or reasons for concern“. Hierin staat dat het weinige onderzoek naar bijen van twijfelachtig gehalte is. Maar als je dat rapport leest dan lijkt er vooral sprake te zijn van meningen. Verwijzingen naar invloeden van EMV op volkontwikkeling worden er niet in genoemd of hebben een twijfelachtig onderzoekskarakter.
- Op blz. 15 wordt Cucurachi et al 2013 aangehaald met betrekking tot de fruitvlieg. Het rapport Cucurachi et al 2013 is een literatuur onderzoek! Het gaat over de invloed van EMV op ecosystemen. Dat rapport meldt dat in 6 van de 6 veldonderzoeken invloed van EMV op bijen lijkt te kunnen worden vastgesteld en dat diepgaander onderzoek noodzakelijk is.
- Figuur 5.1b laat een groot verschil zien tussen het aantal getelde eitjes en de uiteindelijk ontwikkelde larven. Dit komt door de slechte weersomstandigheden omdat bijen dan zelf bepalen hoeveel larven er tot ontwikkeling mogen komen.
Indien er bij de bestraalde populatie larven 50% misvormd is, zou dit niet in de uitkomsten tot uiting komen omdat er slechts voor 25% plaats was. De bijen hebben zelf een natuurlijke selectie bepaald en de eventuele invloed van EMV is daardoor te
niet gedaan. Deze fase mag je dan ook niet gebruiken om er conclusies aan te verbinden. Als met de bijen van deze periode ook nog eens andere proeven zijn gedaan zijn die dus ook onbruikbaar.
- In de tekst kun je niet lezen wanneer welke proeven zijn gedaan. We zien wel dat in de proeven zowel zomer- als winterbijen door elkaar getest worden. Hoe betrouwbaar is dit onderzoek, bij individuele testen, als de zomer- en winterbijen
door elkaar lopen?
- Als EMV blootstelling van invloed is op het vliegvermogen van de bij is dit niet te meten geweest omdat zowel de belaste groep als de controle groep langdurig onderworpen zijn aan EMV voordat de test plaats vond. De bijen die stralingsvrij
opgegroeid zijn kunnen er zelfs nog meer last van hebben omdat EMV een belasting is die zij op dat moment niet kenden. Bij het verloop van het aantal gemarkeerde bijen in een gast volk wordt een bijna significante waarde gevonden en vraagt
mogelijkerwijze om een vervolg onderzoek. Waarom staat dit niet in de conclusies?
- Er zit een duidelijk verschil in de ontwikkeling van de blootgestelde en niet blootgestelde volkeren maar dit wordt uiteindelijk teniet gedaan door de eerder genoemde spreiding binnen de volkeren. Zoals eerder aangeven door de foute
opstellingswijze. Waarom is hier geen significantie waarde vermeld?
- Met welk significantie niveau is er gerekend? Nu is het een rapport met wel en geen waarden maar er is totaal niet te achterhalen welke uitgangspunten men hierbij genomen heeft.
- Het dubbele aantal koninginnen is vervangen bij de ene groep ten opzichte van de andere, mede door het geringe aantal korven worden hier conclusies aan verbonden alsof er geen verschillen zijn. Het dubbele is wel een duidelijk verschil ook al is het in dit geval statistisch niet significant gezien het geringe aantal.
- Bij de winteroverleving is er een verschil van 700%. Dit wordt in het rapport als een toevalligheid afgedaan. Juist de overwintering is een van de problemen waarmee de bijenhouder te maken heeft. Het waren identieke volkeren in identieke behuizing,
eigenlijk te klein voor een volk met slechts 6 ramen, die veelvuldig gestrest zijn geweest door experimenten en uitdunning. De controle groep is geen echte controle groep, het zijn willekeurige volkeren die niets met de proef te maken hadden. Een
onaanvaardbare wetenschappelijke misser.
- Volledig wordt voorbijgegaan aan de oorzaak gevolg relatie, dat een volk verzwakt kan worden door EMV en vervolgens te maken krijgt met parasitaire belasting. Ondanks dat er overal in het rapport staat dat juist verzwakte volkeren verdwijnen en
het niet overleven.
- Het rapport lijkt te zijn uitgegaan van het gedrag van afzonderlijke bijen als individueel insect en niet van bijen als onderdeel van een volk dat zich gedraagt als ware het één individu. Dat is het kenmerk van alle sociale insecten. CCD is een
verschijnsel dat zich op volk niveau voordoet en had dus ook op volk niveau onderzocht moeten worden. De experimenten om de morfologische symmetrie van het individuele insect te testen isoleren het dier volledig van het volk. Zeker als die
per post naar het buitenland zijn gestuurd. De vliegexperimenten zijn dus getest aan hyper gestreste individuele insecten.
- De conclusie ´van de blootgestelde volken er meer verloren gingen in de winter dan van de niet blootgestelde volken, maar dat dit helaas niet statistisch toetsbaar was omdat de volken niet onafhankelijk van elkaar waren’ wijst op een fundamentele
fout in de proefopzet.

Nationaal platform stralingsrisico’s
H.T.J. Tuithof

Database
Een database met internationaal wetenschappelijk onderzoek naar effecten op bijen en de dierenwereld, is in te zien via de site van de Environmental Health Trust, zie: https://ehtrust.org/science/bees-butterflies-wildlife-research-electromagnetic-fields-environment/

Rapporten Birds, Bees and Mankind en onderzoek Warnke
Recent heet Sylvia Zwegers (De Andere Krant, 24 februari 2022), in het artikel 'Op naar een stralende toekomst?', hier ook het een en ander over geschreven. Citaat:

"Een zendmast in de nabije omgeving van een korf blijkt een dusdanige verstoring van de navigatie van werkbijen te vormen dat zij niet naar de koningin kunnen terugkeren... Het rapport ‘Birds Bees and Mankind – Destroying Nature By Electrosmog’ van de Duitse bioloog Ulrich Warnke beschrijft dat bijen die zijn blootgesteld aan kunstmatige elektromagnetische velden agressief reageren en eerder geneigd zijn hun soortgenoten en kroost aan te vallen. Van onze mobiele netwerken wordt de bij dus niet blij. 

Ook Warnke maakt melding van de verstoorde navigatiecapaciteit van de bij, maar, zo stelt hij, trekvogels en zeezoogdieren raken als gevolg van zendmasten eveneens de weg kwijt. Het meest ­significante bewijs van de catastrofale ­uitwerking die straling op de dierenwereld heeft, komt naar voren uit het ­Australische Mount Nardi-­onderzoek dat over een periode van 15 jaar (2000-2015) voor UNESCO is uitgevoerd. Dat ­onderzoek vond plaats in de Gondwana ­regenwouden van Oost-­Australië, een gebied waar ­nauwelijks sprake is van menselijke activiteit. Uit een ulmeting bleek dat de ­biodiversiteit vóór 2000 toenam. Gelijklopend met de jaren (2000-2004) dat er 3G-zendmasten in het gebied ­verschenen verminderde de insecten-­diversiteit. In de jaren 2006 tot 2009 werden er verbeterde versies van 3G geïnstalleerd en ook dat bleef niet zonder gevolgen: 27 vogelsoorten verdwenen.

De komst van 4G-zendmasten in 2012/2013, had zo mogelijk een nog desastreuzere impact: naast nog eens 49 vogelsoorten, ­verdwenen ook insecten, motten, vlinders, ­kikkers, padden en mierensoorten en werden vleermuizen schaars. Het eindresultaat: sinds de komst van 3G- en 4G-masten bleek niet alleen de insectenpopulatie met 80 tot 90 procent afgenomen te zijn. Ook 88 vogelsoorten, kikkers, ­padden, vleermuizen, motten, vlinders, ­mieren en bijen waren zeldzaam geworden of zelfs in zijn geheel verdwenen.

Hoewel deze ­onderzoeksresultaten verontrustend genoeg zijn, ­vormen zij slechts het topje van de ­ijsberg. De conclusie van biologen ­wereldwijd is dat draadloze ­elektromagnetische straling de navigatie en andere ­complexe cellulaire en ­biologische processen verstoort bij ­zoogdieren, vogels, vissen, insecten, ­bomen, planten, zaden, bacteriën en schimmels .

De wereldwijde uitrol van 5G maakt het er niet beter op. Zo blijkt uit ­recent onderzoek dat het frequentie-­spectrum van 2 t/m 120 GHz (­gebruikt voor 5G en wifi) bij insecten zowel een verhoging van de lichaamstemperatuur als een verandering in gedrag en fysiologie veroorzaakt." 

Neonicotinoïden
Voor een ervaringsverhaal van een Nederlandse imker, waarbij ook de rol van fungiciden en neonicotinoïden aan de orde komt in het kader van deze sterfte, zie:http://www.ahw.me/imkerij/bijensterfte.html